Lees hier één van haar verhalen:

Ouderen kunnen heel sterk zijn, al was het maar door alles wat ze in hun leven hebben meegemaakt. Tegelijkertijd zijn ze vaak kwetsbaar: er hoeft maar iets te gebeuren, een blaasontsteking of een zware griep, en ze zijn ontregeld. Ik heb nu een dame met een schizo-affectieve stoornis met bipolaire kenmerken, al jaren psychiatrisch patiënt en zeer afhankelijk. Ze is een twee-eenheid met haar man. Het is net een kermispaar. Zij heeft van die blonde, lange krullen, altijd dik in de make up, en hij heeft een paardenstaart en een gouden kruisje om zijn nek. Prachtig stel om te zien. Ze hebben een huis vol met witte beelden. En supernetjes, hè. Jarenlang hebben ze samen bedrijven gepoetst, hard gewerkt. Nu zijn ze met pensioen.

In de laatste jaren heeft de vrouw ernstige klachten gekregen. Ze werd manisch. Dat uitte zich ondermeer in een enorme koopdrang: dan moest ze nóg een leuk blousje, nóg een leuk rokje, nóg een leuk tasje. Ze werd ook zwaar depressief: ze kwam haar bed niet meer uit, het geheugen holde achteruit. Ze heeft zelfs ECT gehad, elektroschokken. In hun relatie is het zo: hij regelt alles. Zij volgt in wat hij wil. Dan zegt hij, met een hoge stem: Diny, ik heb het je nog gezegd, dat moet je ZOOO doen.

Eigenlijk werkte dat allemaal prima, maar die afhankelijkheidsrelatie is nu wel ingewikkeld geworden. Hij moest lang reizen om naar de kliniek te komen en wilde langer bij zijn vrouw blijven. De huisregels pasten hem niet. Hij deed een groot beroep op de verpleegkundigen om bijvoorbeeld langer te mogen blijven, en hij belde de behandelend psychiater plat. Dat heb ik overgenomen. Voor hem ben ik nu het eerste aanspreekpunt, en dat werkt. Ik heb dat wel moeten structureren. Elke dag belde hij. Dat is nu nog één keer in de week. Er is vertrouwen.

Het trieste is: twee maanden geleden kreeg zij een kleine herseninfarct. Ze raakte opnieuw ontregeld – er is ook wel schade. Ze vindt het lastig om zichzelf aan te kleden. Dat doet hij nu. Vanuit zijn paniek en onrust van ‘hoe moet het verder’ overvraagt hij haar continu. Ze krijgt te veel prikkels, dat kan ze niet meer begaffelen. Eigenlijk is hij óók overbelast. Dan probeer ik er voor hem te zijn: ik bel hem, of ik ga op huisbezoek. Soms ben je als verpleegkundig specialist meer bezig met de partner van de patiënt dan met de patiënt zelf. Hoort erbij: ook de mantelzorger heeft een uitlaatklep nodig. Om hem tot rust te laten komen, hebben we gezorgd voor dagopvang voor haar: twee dagen in de week is ze uit huis. Dan nog zie je hem wachten en bellen naar de dagopvang om te horen hoe het gaat. Alles draait om haar. Het is ook mooi, hè. Hij vertelde me dat ze al zestig jaar samen zijn. Maar hoe lang gaat dat nog goed?