“Een jaar of dertig was ik. Ik werkte als ambtenaar voor het Rijk, was goed in mijn werk, maar ook dominant. Dat is niet per se een verkeerde eigenschap, maar in combinatie met een negatief, zwaar gemoed, was ik een last voor mijn omgeving. Een aantal mensen zag eerder dan ik dat het niet goed met mij ging, maar hun hulp accepteerde ik niet. De ellende die ik ervaarde werd in mijn ogen juist door mijn omgeving veroorzaakt. Toch was ik erg opgelucht toen ik uiteindelijk op de PAAZ werd opgenomen. Het ging niet meer, hier kon ik zelf niet uitkomen.

Van therapie was in die tijd nog geen sprake. Ik werd met medicatie verdoofd, iets minder verdoofd, nog iets minder verdoofd en na een paar weken werd ik uit het ziekenhuis ontslagen. Over mijn depressie was mij niets uitgelegd, inzicht hoe ermee om te gaan had ik niet gekregen.”

Onder ogen komen
“Ik pakte de draad op en ging weer aan het werk, maar werd na verloop van tijd door een nieuwe depressie overmand. De opname had me op geen enkele manier weerbaarder gemaakt. Gelukkig kon ik deze keer bij de RIAGG in Warnsveld – nu GGNet – deelnemen aan een therapeutische dagbehandeling. Een jaar lang ging ik daar vijf dagen per week naartoe. Pittig, zeker. Maar wat me het zwaarst viel, was dat ik me begon te realiseren wat ik anderen had aangedaan. Hoe streng en onrechtvaardig ik nogal eens tegen hen was geweest.
In Warnsveld werd ik niet met medicatie verdoofd, maar moest ik aan de bak. De depressie onder ogen komen, gedragspatronen leren herkennen, aan mijn weerbaarheid werken. Dat hielp me vooruit en na twaalf maanden kon ik weer naar kantoor. Vier jaar later ben ik nog een keer met een zware depressie in behandeling gegaan, maar sinds 2009 ben ik depressievrij.”

De vertaalslag maken
“Een therapeut van GGNet vroeg mij niet veel later om eens na te denken of ik ervaringsdeskundige zou willen worden. Zelf was ik mij er tijdens mijn laatste opname van bewust geworden dat ik voor het eerst echt begreep wat de therapeuten op mij probeerden over te brengen, waartoe de therapie diende. En dat ik voor cliënten die daar nog moeite mee hadden, die vertaalslag kon maken. In mijn eigen woorden, vanuit mijn eigen ervaringen. Ik kon me daarom wel wat voorstellen bij de rol van ervaringsdeskundige.

Bij Ixta Noa in Zutphen heb ik een opleiding tot ervaringsdeskundige gevolgd. En hoewel ik me destijds niet ziek voelde, ben ik daarna nog twaalf weken bij GGZ Brabant Oost in behandeling gegaan. Ik wilde absoluut zeker weten dat ik er klaar voor was. ‘Ga het maar doen, je kunt het’, zei een van de therapeuten mij. Het raakt me nog steeds als ik aan dat moment terugdenk. Die erkenning en bevestiging had ik nodig.”

Een goede ingang
“Ik ben nu ongeveer tien jaar ervaringsdeskundige; in het begin was ik betrokken bij de deeltijdgroepsbehandeling voor volwassenen. Drie jaar geleden ben ik overgestapt naar het ambulante team Ouderen in Doetinchem, waar ik bijdraag aan de opname vervangende deeltijd en ook cliënten aan huis bezoek. Dit doe ik op verzoek van een behandelaar van het team. Onder anderen PIT-verpleegkundige Brigitte Schooltink en spv’er Frouke Wildenbeest ondersteunen mij in deze rol.

Als de behandelaar denkt een cliënt baat kan hebben bij mijn inzet, gaan we samen langs voor een intake. Voelt het ook voor de cliënt goed, dan bezoek ik hem of haar daarna nog eens voor een op-een-gesprek. Ik volg geen script, maar tast af hoe ik het beste met iemand kan omgaan. Meestal heb ik dat in twee of drie gesprekken in de gaten en vind ik een geschikt vertrekpunt.

Zo werk ik nu met een man die anderhalf jaar opgenomen is geweest. Op het moment van zijn ontslag uit de kliniek had hij geen sociale contacten meer. Nul. Dan weet je: als dat niet verandert, redt hij het thuis niet. Dan moet hij binnen de kortste keren weer opgenomen worden. Ik ben toen gaan peilen wat hij graag zou willen – het contact herstellen met een paar familieleden – en de haalbaarheid daarvan gaan onderzoeken. Vervolgens heb ik hem geholpen de eerste stappen te zetten. Dat was voor hem heel spannend, maar het is gelukt. Hij heeft nu weer een vangnet van ongeveer tien mensen.”

Zelf aan zet
“Het is belangrijk om aan te sluiten bij de belevingswereld van de ander. Om niet puur medisch, maar van mens tot mens in gesprek te gaan. Wat wil iemand, wat kan iemand, wat is daarvoor nodig, welke stap komt eerst?

Het voornaamste dat ik aan cliënten probeer over te brengen, is dat zij zelf aan zet zijn. Dat niemand vanuit een luie stoel en met alleen medicatie uit een depressie komt. Om te herstellen moet je hard werken en veel over jezelf en je ziekte leren. Maar je kunt het niet alleen. De therapeut helpt je om patronen bloot te leggen, inzichten te verwerven, nieuwe routines eigen te maken. Als ervaringsdeskundige kan ik herkenning en vertrouwen bieden.
‘Ik wil weer de oude worden’, hoor ik cliënten vaak zeggen. ‘Dat kan niet’, zeg ik dan. ‘Daarvoor heeft een depressie te veel impact.’ Daar schrikken mensen van, maar er komt nog iets achteraan. Want ook al word je niet meer de oude, je kwaliteit van leven kan weer goed worden. Misschien zelfs beter.”

Vanuit mijn ervaring kan ik cliënten vaak iets directer op hun gedrag aanspreken dan een behandelaar. Lukt het bijvoorbeeld al een tijdje niet om iemand in beweging te krijgen, dan kan ik vragen: ‘Kún je niet uit bed komen of wíl je het niet?’ Dat klinkt hard, maar ik ken de situatie en het gevoel. En de cliënt weet dat ik uit ervaring spreek als ik zeg dat in bed blijven liggen niets oplost.”

Vertrouwen en bouwen
“Ik was destijds een van de eerste ervaringsdeskundigen bij het ambulante team Volwassenen van GGNet. Veel medewerkers kenden mij nog als patiënt. Het was voor ons allemaal spannend, maar het is van meet af aan perfect gelopen. De samenwerking is prettig en ik werd en word goed ondersteund. Met vragen over cliënten of als een situatie me een keer wat meer aangrijpt, kan ik altijd bij een van de behandelaars terecht.
Ik heb veel bewondering voor hun enorme bevlogenheid en het respect waarmee zij alle cliënten behandelen. Dat is van groot belang. Als cliënt moet je je therapeuten immers kunnen vertrouwen en op hen durven bouwen. Die zekerheid heb je nodig als je zelf niet stevig in je schoenen staat.

Over de waarde van mijn rol als ervaringsdeskundige denk ik niet veel na. Mensen zeggen weleens dat ik ze goed geholpen heb, dat is uiteraard fijn om te horen. Voor mijzelf haal ik ook veel uit dit werk. Wat ik met de behandelaars en cliënten bespreek, zijn herhalingsoefeningen voor mij, het sterkt me.
Twee jaar terug vroeg ik aan een van de psychologen van GGNet: ‘Moet ik het nog wel doen, ben ik niet te oud?’ Maar die wilde daar niets van weten. Daar was ik toch wel blij om. Ik kan en wil er voorlopig niet mee stoppen.”

Lees meer over GGNet Ouderen