Yasmin
Yasmin: “Het gaat niet goed met mijn moeder. Ze heeft een psychische ziekte. Mijn vader woont in Amsterdam, die zien we niet zo vaak. Mijn zusje en ik wonen daarom sinds april bij mijn oom en tante, mijn nicht en twee neven. Toen we nog bij mijn moeder woonden, lag zij bijna de hele dag in bed. Ze bracht ons naar school en haalde ons op, maar daarna ging ze weer liggen. Soms ging ik even bij haar liggen, maar dan wist ik eigenlijk niet zo goed wat ik moest doen. Dan ging ik maar weer naar mijn eigen kamer, iets voor mezelf doen.
Mijn moeder vergat te eten en eten voor ons te maken, we bestelden steeds vaker wat. Ze vergat ook om ons naar bed te brengen, maar dat is niet altijd zo geweest. Eerst ging het bij ons zoals het in andere gezinnen gaat. Ik heb ook een hele goede band met mijn moeder. Ze is heel lief en heeft er ondanks dat ze zo ziek is zelf voor gezorgd dat ik naar Claire kon.
Een tijd geleden is mijn moeder een paar weken in een kliniek opgenomen. Maar toen ze weer thuis kwam, ging het niet beter met haar. Ze is heel erg in de war en het lukt haar nog steeds niet om te eten. Ze is heel mager en moet weer opgenomen worden. Het is nog niet helemaal duidelijk wat zij heeft. Ik denk dat wij nog wel een tijdje bij mijn oom en tante wonen.”

Isis
Isis: “Ik woon samen met mijn zusjes en mijn moeder. Mijn vader is een tijdje terug uit huis gegaan en daarna in de crisisopvang van IrisZorg opgenomen. Hij heeft autisme en ook hersenletsel, door een herseninfarct een paar jaar geleden. Hij is snel boos en geïrriteerd. Als hij me bijvoorbeeld vroeg om de tafel te dekken en ik hem zei dat ik bezig was met mijn huiswerk, dan werd hij héél kwaad en dwingend. Hij vroeg ook veel te veel van mijn moeder, die vanwege een schildklierafwijking juist wat meer rust nodig heeft. Hij kon zo trekken en duwen dat ze er soms ziek van werd, terwijl hij zelf zijn best niet deed. Hij zei vaak dat hij bepaalde dingen niet kon, maar ik denk dat hij er gewoon geen zin in had en zijn hersenletsel als excuus gebruikte.
Op een bepaald moment waren er allerlei hulpverleners bij ons gezin betrokken. Maar zij werkten niet goed samen, waardoor er dingen op papier zijn gezet die niet klopten. Ik werd toen bijna uit huis geplaatst, wat mijn moeder woedend maakte. Het was heel stressvol en naar. Ze heeft toen alle hulpverlening stopgezet, maar is even later wel op zoek gegaan naar goede zorg voor mij. Zo ben ik bij Claire en de KOPP-groep terechtgekomen.
Thuis is het een stuk relaxter nu mijn vader niet meer bij ons woont. Soms komt hij kort op bezoek. Dan is het best gezellig.”

Naar de KOPP-groep
Yasmin: “Mijn oom en tante staan altijd voor me klaar als ik iets wil vertellen. Ik kan het met hen goed hebben over wat er aan de hand is en hoe ik me voel. Mijn mentor van school ken ik nog niet zo goed, maar ze weet ervan en als het even niet zo goed gaat, kan ik dat tegen haar zeggen.”
Isis: “Ik heb ook een fijne mentor met wie ik goed kan praten. Met vriendinnen vind ik dat moeilijker. Ik zeg soms dat het thuis niet heel goed gaat, maar veel meer vertel ik niet. Ik denk niet dat ze het kunnen begrijpen. Ik begrijp zelf ook niet goed hoe mijn vader zo kan doen. Claire probeert het me uit te leggen. Ze zegt: ‘We kunnen jullie ouders niet beter maken, maar we kunnen er wel voor zorgen dat jullie beter met de situatie kunnen omgaan.’ Dat is heel fijn.”
Yasmin: “In de KOPP-groep zie je: ook bij de anderen is er thuis iets aan de hand, wij zijn niet de enigen die zoiets meemaken. De KOPP-groep voelt veilig en het is er ook gezellig. Ik vind het er wel leuk.”
Isis: “Soms voel ik me heel erg rot. Dan is het fijn om dat even te kunnen delen. De anderen kennen dat gevoel, we hoeven elkaar niet alles uit te leggen. Claire is ook heel aardig. Ze heeft me uitgelegd dat het niet oké is zoals mijn vader zich gedraagt, maar dat het te maken heeft met zijn autisme en hersenletsel. Daar geeft ze informatie over.”

Uit het gevoel
Yasmin: “We komen een keer in de twee weken naar de KOPP-groep. Dan gaan we rond de tafel zitten en vertellen we elkaar hoe het gaat. Daarna krijgen we opdrachten van Claire. Laatst hebben we bijvoorbeeld een vragenlijst ingevuld over thuis en hoe we ons voelen. Of we spelen Jenga, waarbij op elk blokje van de toren een vraag staat om te beantwoorden. En aan het einde van de bijeenkomst doen we altijd een quizje. De winnaar van de vorige keer mag het onderwerp kiezen – Halloween, Disney, voetbal, dat kan van alles zijn. Gewoon iets luchtigs om met blije gedachten de deur uit te gaan.”
Isis: “Als oudste dochter wil ik mijn zusjes helpen, het goede voorbeeld zijn. Dat is best lastig, omdat zij anders met de situatie omgaan. Mijn ene zusje gaat naar boven en sluit zich af, mijn andere zusje wordt heel boos. Zelf ben ik ook weleens heel boos, wat ik dan zó naar vind dat ik meteen daarna heel verdrietig wordt. Claire leert ons wat we kunnen doen om uit dat gevoel te komen. Sporten bijvoorbeeld – ik hou heel erg van paardrijden, Yasmin van voetbal –, gamen, muziek luisteren, met vrienden afspreken of aan school werken. We krijgen goede tips, ook van elkaar.”

De toekomst
Isis: “Dit jaar moet ik mijn profielkeuze maken. Binnenkort ga ik een dag stage lopen bij een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Het lijkt me heel fijn om mensen te kunnen helpen en blij te kunnen maken. Ik weet ook al welke opleiding ik wil gaan doen: psychomotorische therapie en bewegingsagogie – ik houd van bewegen en gezondheidszorg vind ik interessant. Dat ik weet wat ik wil, maakt het leren voor school makkelijker.”
Yasmin: “Ik heb het opgezocht: als je 13 bent, mag je een bijbaantje. Ik wil dan bij de ijssalon werken. En na de middelbare school wil ik een ict-opleiding gaan doen.”
Isis: “Mijn docenten en mentor zeggen vaak dat ik het heel goed doe. Ze zeggen weleens: je bent een van de besten van de klas. Dat vind ik leuk.”
Yasmin: “Mijn tante en oom vertellen me dat ze trots zijn op hoe ik het doe. Ik denk daar zelf niet zo over na, maar vind het wel fijn om te horen. Mijn moeder, oom en tante stimuleren mij ook om mijn eigen leven te leiden, lekker mijn eigen ding te doen. Dat probeer ik, dat is toch het fijnst.”