Gepubliceerd:

“Jongeren staan soms wel negen maanden bij ons ‘in de wacht’. Hun ouders bellen ons: ‘Wanneer wordt mijn kind eindelijk geholpen?’ De jongeren bellen zelf: ‘Hoe lang duurt het nog?’. Ze zitten met de handen in het haar. Hun frustratie is invoelbaar en valt ons als zorgverleners zwaar”, vertelt verpleegkundig specialist i.o. Ellen van der Haar. “Elke dag op de wachtlijst is er eigenlijk een te veel”, vindt ook manager GGNet Jong Vincenzo Valenti.” Maar we hebben onvoldoende regiebehandelaren in huis om alle jongeren op de wachtlijst te diagnosticeren en in behandeling te nemen. En dat tekort is volgende week niet zomaar verholpen. De SPUK-regeling gaf ons ruimte om buiten de kaders en protocollen om te denken; om creatieve antwoorden te bedenken op de vraag: hoe kunnen we alvast wat voor deze jongeren betekenen, zonder regievoerder te zijn?” Ggz-agoog Anne Veneman vult aan: “Onze regiebehandelaren kunnen er momenteel geen cliënten bij hebben. Maar andere collega’s, onder wie spv’er Martine Metz, Ellen en ik, hebben nog wel wat ruimte. Die benutten we nu om alvast uit te reiken naar jongeren op de wachtlijst.”

De SPUK-regeling gaf ons ruimte om buiten de kaders en protocollen om te denken

Hoe was je week?
Allereerst zijn alle mensen op de lijst gebeld om hun hulpvraag te inventariseren en te horen of die nog actueel is. Ellen: “De wachtlijstoverbruggingsgroep die we hebben opgezet, is niet voor iedereen geschikt. Jongeren die kampen met een zware verslaving, acute suïcidaliteit, ernstige systeemproblematiek, psychose of agressie kunnen we hiermee niet ondersteunen. Wij hebben ons wachtlijstaanbod ingericht voor jongeren met een bepaalde crisisgevoeligheid waarvan we denken dat we die kunnen indammen.” Vincenzo: “Als we de angel eruit kunnen halen, is de periode tot aan hun behandeling veel beter te behappen, voor de jongeren en voor hun ouders.” De overbruggingsgroep telt op dit moment zeven à acht jongeren van 14 tot 17 jaar. Zij komen op dinsdagmiddag twee uur samen onder begeleiding van Anne, Ellen en Martine. Twee uur waarin zij vooral veel praten. Anne: “We nemen veel tijd om de week door te spreken. ‘Hoe was je week? Wat is er gebeurd? Hoe reageerde je daarop? Hoe ziet volgende week eruit? Verwacht je dat je het ergens moeilijk mee krijgt? Hoe kun je je daarop voorbereiden?’ Zo proberen we structuur aan te brengen en belemmerende en helpende denk- en gedragspatronen bloot te leggen. We koppelen ook doelen aan de week. Dat kan het voorbereiden van een lastig gesprek zijn, maar ook iets praktisch als ‘mijn kamer opruimen’. Hoe pak je het aan, wanneer ga je het doen? Daarvan leren ze hoe ze hun doelen haalbaar kunnen maken.”

Vertellen en gezien worden
Leefstijl is ook een belangrijk thema, want lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ellen: “We proberen de deelnemers inzicht te geven in hun emoties. Hoe zien oplopende emoties er bij jou uit? Waaraan kun je het merken als het niet goed met je gaat? Wat kan dan helpend zijn? Kunnen je ouders iets doen of een docent op school? We zien dat de jongeren elkaar hiermee ook goed op weg kunnen helpen.” De wachtlijstoverbrugging is in augustus gestart. Conclusies trekken zou voorbarig zijn. Maar er gebeuren mooie dingen in de groep, ziet Anne. “De jongeren zijn vaak hartstikke moe van school, maar toch komen ze en doen ze allemaal actief mee. Ze vinden het fijn dat ze hun verhaal kunnen doen, voelen zich gehoord en gezien. Dat is de eerste winst. En omdat zij elkaar vaak goed begrijpen, vinden ze ook steun bij elkaar. Ze wisselen soms echt hele goede adviezen uit, waarmee ze ons ook weer inspireren.”

Gerichter van start
Het zou mooi zijn als de overbruggingsgroep bijdraagt aan een versnelde behandeling van de jongeren. Dat is goed mogelijk, maar te vroeg om met zekerheid te zeggen. Anne: “Wat in elk geval heel waardevol is, is dat we uit de groepsbijeenkomsten al ontzettend veel informatie van en over hen krijgen – veel meer dan in een reguliere intake van een uur tot anderhalf uur boven tafel komt. Als we in de groep al te weten komen welke problematiek op de voorgrond staat en waarmee die samenhangt, kan de behandeling straks gerichter van start.”
Ellen: “Wat ik een goed teken vind, is dat we minder crisistelefoontjes krijgen sinds we met de groep gestart zijn. Ouders en jongeren bellen minder vaak om te vragen wanneer ze aan de beurt zijn. Dat lijkt erop te wijzen dat jongeren en ouders zich gesteund voelen. Dat doet me goed.”

Goud waard (maar niet genoeg)
Belangrijke schakel in het overbruggingstraject is de verwijzer: huisarts, kinderarts, psycholoog, Centrum voor Jeugd en Gezin. Vincenzo: “GGNet kan zoals gezegd geen regievoerder zijn. De eindverantwoordelijkheid blijft dus zolang bij de verwijzers. Zij ontvangen ongeveer maandelijks een korte rapportage over de voortgang van de deelnemers – tenzij er bijzonderheden zijn natuurlijk. Maar we documenteren niets in hun zorgdossiers, dat is aan de regievoerders.”
Het is wennen en soms verwarrend, ook voor collega’s van GGNet, weet Vincenzo. Maar over het algemeen verloopt de samenwerking goed. “Zorgvuldig en goed onderling contact is goud waard. Dit werkt alleen als we er samen de schouders onder zetten. Wat niet wegneemt dat we structureel meer regiebehandelaren nodig hebben. De SPUK-financiering is tijdelijk.”
“Het is geweldig wat er onderling, in ons team en met onze netwerkpartners, vrij komt aan wens en wil en enthousiasme. Maar Vincenzo heeft gelijk: voor de lange duur is dat niet genoeg.” Dus doet Anne een oproep: “We zijn een leuk, enthousiast en ambitieus team, dus regiebehandelaren in het land: kom werken bij GGNet!”