“Ik ben naar Els gegaan omdat ik geen rust had in mijn hoofd. Ik was altijd aan het nadenken, stond nooit op stand-by, was altijd moe. Ik had al een paar pogingen gedaan om meer te ontspannen – minder werken, meer voetballen, wat vaker met mijn vrienden afspreken –, maar de onrust thuis was te groot en daardoor bleef de onrust in mij.
Hoewel ik nog altijd goede cijfers haalde, had ik steeds meer tijd nodig om al mijn schoolwerk gedaan te krijgen. Er was een periode dat ik om elf uur ‘s avonds naar bed ging en om vier uur ‘s ochtends alweer opstond om een paar uur rustig te kunnen leren. Na school en na het avondeten was ik meestal ook nog met mijn huiswerk bezig. Maar na twee maanden gaf mijn lijf aan: tot hier en niet verder. Mijn mentor, met wie ik het regelmatig had over wat er thuis speelde, zag ook dat het niet goed ging. ‘We gaan aan de bel trekken’, zei ze. Daaraan ging al heel wat vooraf.”

Wrijving en zorgen

“Toen ik in groep acht zat is het bedrijf van mijn ouders failliet gegaan. Dat bracht veel spanningen en onzekerheid met zich mee. Hoe moet het nu verder? Kunnen we in ons huis blijven wonen? Redden we het financieel? Het was heftig, mijn ouders maakten veel ruzie en mijn moeder kreeg een burn-out. We hebben nog een paar maanden bij het bedrijf gewoond zonder dat daar iets gebeurde, zonder dat er klanten over de vloer kwamen. Steeds meer spullen werden verkocht, het raakte er steeds leger. Toen het pand na een paar maanden verkocht werd, zijn we verhuisd naar een kleiner huis in de buurt, waar de wrijving tussen mijn ouders alleen maar verder opliep.
Ik ben van nature een geïnteresseerde jongen, dus ik vroeg mijn ouders wat er allemaal aan de hand was. Ik wist dat ze failliet waren, dat ze schulden hadden, in de schuldsanering zaten. Ik kreeg heel veel mee van hun problemen en maakte me onwijs veel zorgen. Ik dacht er de hele dag over na en wilde er graag zijn voor mijn ouders – die inmiddels lijnrecht tegenover elkaar stonden. Hun relatie stond op springen, waardoor de sfeer in huis steeds grimmiger werd.”

Te veel, te vaak

“Het nieuwe huis voelde als een vakantiehuis, niet als thuis. Na twee maanden brak de zomervakantie aan. Ik had weinig om handen, weinig afleiding en heel veel tijd om na te denken. Ik was dertien jaar en viel in een zwart gat.
In de eerste klas van de middelbare school vond ik weinig aansluiting. Gelukkig verhuisden we later dat jaar naar ons huidige huis. Ik ging over naar de tweede, op een andere school, waar ik in een fijne klas kwam. Maar in de derde brak mijn thuissituatie me weer op.
Het ging er thuis vaak heftig aan toe. Er zijn in de schuldsanering fouten gemaakt die mijn vader tot enorme woede dreven. Ik heb dingen opgevangen die een kind niet hoort te horen. Dat heeft veel indruk op me gemaakt. Ik heb veel respect voor mijn ouders en wil er graag voor hen zijn, maar zij hebben in die tijd te veel met mij besproken, te vaak hun hart bij mij uitgestort. Ik wist te veel van hun problemen en stond tussen hen in. Ik kon me geen seconde ontspannen.”

Geen nachtje logeren

“Dat mijn ouders uit elkaar gingen, was onvermijdelijk. Ik stond daar ook achter. Mijn zus en ik bleven bij mijn moeder wonen, mijn vader vertrok. Maar waarheen? Als alleenstaande vader wiens kinderen onderdak hebben bij hun moeder, kreeg hij geen urgentieverklaring. Hij moest aankloppen bij vrienden en kennissen en heeft nog altijd geen vaste woonruimte waar ik een nachtje kan komen logeren. Mijn moeder en zus hebben geen contact met hem, ik wel. Dat gaf me thuis vaak een gevoel van eenzaamheid, van twee-tegen-een. Dat gevoel werd nog versterkt doordat ik van 3-havo naar het mbo ben gegaan. Die overstap was op zich een goede keuze, ik vind mijn opleiding super interessant. Maar ik begon eraan in coronatijd, waardoor ik alles in mijn eentje vanuit huis moest doen. Terwijl mijn vrienden op de havo wel lekker naar school konden, kreeg ik de kans niet om mijn nieuwe klasgenoten echt te leren kennen.”

Schuldgevoel

“In de gesprekken met Els probeer ik vat te krijgen op wat er allemaal is gebeurd en op de hele berg emoties die daarmee samenhangt. Ik heb mezelf best veel kwalijk genomen over hoe het is gelopen tussen mijn ouders, ook al weet ik dat ik daar niet verantwoordelijk voor ben. Door erover te praten raak ik dat schuldgevoel langzaam kwijt.
Er zijn ook dingen gebeurd waarover ik nog niet kan vertellen. Die verhalen moeten nog een keer naar boven komen, omdat ik weet dat ze veel impact op me hebben. Bij Els voel ik me veilig genoeg om die confrontatie op een bepaald moment aan te gaan. Met mijn vader en moeder heb ik een goede band, maar een aantal zaken die ik wel met Els deel, bespreek ik niet met hen. Daarvoor is er te veel gebeurd, heb ik te veel van hun problemen meegekregen.”

De toekomst

Ik merk dat het langzaam iets beter met me gaat. Ik heb ook al een aantal goede stappen gezet. Ik heb bijvoorbeeld de rust en energie hervonden om mijn bijbaan weer op te pakken. Mijn vrienden begrijpen niet hoe groot en belangrijk die stap voor mij is. Die denken: logisch dat je gaat werken, wat is daar nou bijzonder aan? Els snapt het wel, die erkenning is heel fijn en geeft me het vertrouwen dat ik echt goed bezig ben. Zij leert me ook dat ik niet alleen voor anderen moet zorgen, maar vooral ook voor mezelf. En dat ik anderen moet toelaten om voor mij te zorgen.
Ik ben trots op waar ik nu al sta, maar weet dat ik nog stappen te zetten heb. Na mijn studie wil ik graag aan de slag in het werkveld van mijn opleiding. Hoe dan ook wil ik mijn ervaringen inzetten bij wat ik dan ga doen.”