Bij de KOPP-groep geleerd: ík kom eerst, niet mijn ouders
Haar ouders waren er niet voor haar toen Nova (20) hen nodig had. Hun problemen waren haar schuld. Tenminste, dat kreeg ze te horen of vertelde zij zichzelf. ‘Ik heb als kind zoveel meegemaakt dat mijn blik vertroebeld is geraakt. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik allemaal?’ Sinds haar 17de gaat Nova bij GGNet naar de therapiegroep voor kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP-groep). ‘Ik wilde eerst niet, dacht dat ik geen hulp nodig had. Maar ik merkte al snel dat me veel meer dwars zit dan ik dacht. En dat het superfijn is om ervaringen te delen met jongeren die ook zoiets hebben meegemaakt. Zij hebben aan een half woord genoeg.’
“Mijn moeder kon heel onvoorspelbaar uit de hoek komen. Bracht ik haar als kind een kopje koffie op bed, dan reageerde zij óf heel lief óf ik kreeg het verwijt dat ik haar te vroeg gewekt had. En dit is nog maar een eenvoudig voorbeeld. Ze is nooit gediagnosticeerd, maar naar alle waarschijnlijkheid heeft ze een borderline persoonlijkheidsstoornis. Omdat mijn vader aan alcohol verslaafd was, kon ik ook op hem niet altijd bouwen. In eerste instantie kon hij het nog verbergen, maar op een gegeven moment lag hij ’s middags aangeschoten op de bank en kwam hij ’s nachts weleens dronken thuis. Ik heb hem weleens knock-out gevonden in de badkamer. Ik was toen 11 jaar oud. Mijn ouders waren toen al een paar jaar gescheiden. Ik voelde wel aan dat het beter zou zijn als ik niet meer naar hem toe zou gaan, maar wilde dat niet erkennen. Permanent bij mijn moeder wonen was ook geen optie. Ze gaf me de schuld van veel van haar problemen, viel tegen me uit, vloog uit de bocht, was dan weer even lief, … het was niet te doen.”
Leuke vader
“Op mijn 12de werd ik in een open jeugdzorggroep geplaatst. In de twee jaar dat ik er woonde, ben ik zes keer weggelopen. Naar mijn vader, ik ben altijd een vaderskindje geweest. Ik had heus wel door dat ik niet altijd de makkelijkste was, maar ik begreep gewoon niet waarom ik weg moest.
Op mijn 14de moest ik naar een besloten jeugdzorginstelling, wat me meer geschaad heeft dan goed gedaan. Ik was dan ook superblij dat ik op mijn 16de weer bij mijn vader mocht gaan wonen; hij was zijn verslaving op dat moment de baas. Maar helaas pakte het niet zo gezellig uit. Mijn vader was altijd de leuke ouder geweest en moest nu streng zijn tegen zijn puberende dochter. Daar konden we allebei niet goed mee omgaan, het ging niet. Dankzij een medewerker van Veilig Thuis kwam Pearl toen in beeld. ‘Misschien kun je bij haar wonen?’, opperde zij. Pearl is de dochter van een buurman die altijd een oogje in het zeil hield, bij wie ik altijd terecht kon. Zij heeft me met open armen ontvangen en nog altijd woon ik vier dagen in de week bij haar. De andere dagen woon ik bij mijn vader, wat nu goed gaat. Hij drinkt al heel lang geen druppel meer, neemt meer verantwoordelijkheid en kan weer de leuke vader voor me zijn. Ik ben trots op hem.
Mijn moeder staat er inmiddels ook meer voor open om naar zichzelf te kijken en naar wat zij verkeerd heeft gedaan, mij heeft aangedaan. Ik denk weleens: waarom zag je dat vroeger niet in?, maar ben vooral dankbaar dat ze haar best doet.”
Draai maken
“Op school was ik het buitenbeentje, mijn klasgenoten vonden me maar raar – wat ik nu wel begrijp. En ook in de jeugdzorginstelling werd ik gepest, omdat ik ‘te slim’ was en goede cijfers haalde op school. Tel daar nog bij op dat ik al op 2-jarige leeftijd naar therapie werd gestuurd. Ik hoorde nergens bij en heb altijd het idee gehad dat ik niet zonder hulpverlening kon. Vooral als tiener heb ik me verschrikkelijk eenzaam gevoeld. Ik raakte ook volledig het besef kwijt of het mijzelf of mijn ouders te verwijten viel wat er allemaal gebeurde. Pas bij de KOPP-groep heb ik geleerd: niet je ouders komen op de eerste plaats, maar jij. Waar zij geen verantwoordelijkheid namen voor mij, nam ik die wel voor hen. Het is soms best een struggle om de draai te maken, maar ik vind mezelf inmiddels gelukkig al zo belangrijk dat ik tenminste probéér om mezelf voorop te stellen.”
Veilig gevoel
“Met de KOPP-groep komen we eens in de twee weken met ‘gelijkgestemden’ bij elkaar. We kunnen er open en eerlijk zijn over het verleden zonder dat de nadruk ligt op hoe het erg het allemaal is. Dat is heel fijn. Ik wil dat zielige kind niet zijn. We hebben allemaal zoiets meegemaakt, we hoeven elkaar niet alles uit te leggen. Verder gaan we aan de slag met oefeningen en opdrachten om onszelf beter te leren kennen, te werken aan ons zelfbeeld en zelfvertrouwen en te ontdekken wat onze behoeften en wensen zijn. Ook we krijgen inzicht in de problematiek van onze ouders, bijvoorbeeld door uitleg van een verslavingsdeskundige. Wat prettig is, is dat we in de KOPP-groep over onze ouders kunnen praten zonder dat het over hen gaat. De vraag is steeds: wat doet dit met jóu? Onze ouders worden ook niet ingelicht over wat we bespreken. Die veiligheid is belangrijk.
In de KOPP-groep heb ik een van mijn beste vriendinnen leren kennen. We hebben zó veel steun aan elkaar. Als ik bijvoorbeeld geen zin heb in school, omdat de dag me zwaar valt, dan app ik dat aan haar en stuurt zij mij terug: ‘Doe het gewoon, komt goed’ en dan ga ik toch. Omdat zij het zegt, omdat zij mij écht begrijpt.”
Hoop
“Ik ben vijf keer van middelbare scholen gewisseld, maar volg nu een opleiding tot gespecialiseerd pedagogisch medewerker. Míjn keuze, míjn wens. Dat geeft me superveel voldoening. Het is niet altijd makkelijk, ik heb het niet altijd makkelijk, maar ik kán het. Ik wil niet dat wat ik heb meegemaakt voor niets is geweest. Ik wil mijn sterke kant tonen en andere kinderen helpen. Hierna wil ik verder in de psychologie of ervaringsdeskundige worden.
Een tijdje terug heb ik een snuffelstage gedaan bij een KOPP-groep voor kinderen van 8 tot 12 jaar. Dat gaf me zóveel energie. Een meisje vroeg me verbaasd of vertwijfeld: ‘Heb jij ook een pleegmoeder?’ ‘Ja’, zei ik. En ik zag dat dit iets bij haar deed. Dat deed me echt goed. Ik denk dat het heel belangrijk is dat zij nu al leert dat zij niet de enige is en dat haar niets te verwijten valt.
Ik ben niet langer afhankelijk. De wereld die ik voor mezelf gewonnen heb motiveert me enorm. Ik maak mooie momenten en verzamel leuke mensen om me heen – ik creëer dat geluk! Dat wil ik andere kinderen van ouders met psychische problemen graag meegeven. Laat je niet gek maken door wat anderen, inclusief je ouders, van je denken. Geloof ze niet als ze zeggen dat er van alles aan jou mankeert. Verlies niet de hoop. Je komt vanzelf op een leeftijd dat de dingen beetje bij beetje duidelijk worden. Boos zijn mag, maar voorkom dat je overspoeld wordt door negatieve gevoelens. Je hebt zoveel meegemaakt, zoveel overleefd. Jij kunt alles bereiken.”