“Mijn moeder heeft een verstandelijke beperking, het IQ van een 10-jarige en een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Als je haar niet kent en een praatje met haar maakt, heb je dat niet meteen in de gaten. Maar als je haar wat langer spreekt, merk je: ze snapt niet alles wat ze zegt. Ze heeft zich aangeleerd om mee te praten.
Mijn vader is uit zijn geboorteland naar Nederland gekomen om af te kicken. Hij ging van kliniek naar kliniek en was ook een hele tijd dakloos. De pleuris brak uit in de nette familie van mijn moeder toen zij vertelde dat ze zwanger van hem was geraakt.”

Rechtszaak na rechtszaak
“Vlak na mijn geboorte ging ik bij mijn oma wonen, die mij bij mijn vader uit de buurt hield. Dat maakte hem woest. Hij heeft altijd anger issues gehad, maar tegen mij was hij altijd heel lief, die enkele keer dat ik hem toch even mocht zien.
Toen ik 4 was, ging ik bij mijn moeder wonen. Mijn vader was het daar absoluut niet mee eens, vond dat mijn moeder niet goed voor mij kon zorgen. Hij spande rechtszaak na rechtszaak aan, tot zeven keer toe, en wendde zich tot jeugdzorg: het gaat niet goed daar! Maar hij vond geen gehoor.
Ondertussen had hij wel gelijk. Mijn moeder kon niet voor mij zorgen en dus moest ik mezelf zien te redden. Zij was voornamelijk bezig met mannen en seks. Ze móest een relatie hebben, dat leek het enige doel in haar leven. Maar haar vriendjes lieten haar steeds zitten. En dan moest ik met die mannen gaan praten. Moest ik ze – ik was toen 5 jaar hè – gaan vertellen wat zij mij ingefluisterd had, in de hoop dat ze haar terug wilden. Het was vreselijk. Maar het was ook zwaar als zij geen vriend had. Dan lag ze de hele dag depressief in bed en moest ik voor mezelf koken.”

Toekijken
“Mijn moeder werd soms ongelofelijk kwaad op mij en strafte me dan hard. Soms hield ze een kussen op mijn gezicht of spoot ze een harde waterstraal in mijn gezicht tot ik bijna stikte. Ze heeft ook een keer een tand uit mijn mond getrokken. En dan was er nog het seksuele geweld. Ze dwong me toe te kijken als zij seks had met haar vriendjes.
Ik was acht jaar oud en zat er helemaal doorheen. Ik probeerde mezelf op te hangen, maar mijn moeder kwam op het nippertje binnen en belde de voogd. Die zei: ‘Als je nog een dag wacht, kun je morgen misschien bij je vader gaan wonen.’ Een superrare reactie. Ik kan er nog steeds met mijn pet niet bij. Een achtste rechtszaak liet nog een paar weken op zich wachten, maar daarin besloot de rechter dat ik vanaf dat moment bij mijn vader mocht wonen en bij zijn vriendin en haar drie kinderen.”

Veel te volwassen
“In het begin vond ik het heel fijn bij mijn vader en zijn gezin. Hij leek zijn verslaving onder controle te hebben en had werk, ik vond het leuk met de andere kinderen en kon goed opschieten met zijn vriendin. Tot ik me realiseerde: het klikt niet ‘gewoon goed’ tussen mij en haar. Zij behandelt mij niet als een kind, maar als een vriendinnetje – wat mijn moeder ook altijd gedaan had. Ik kreeg opnieuw de rol van een volwassene toebedeeld. En doordat zij mij zo zag, richtte zij ook haar jaloezie op mij. Mijn vader mocht me geen schat noemen, geen goedemorgen wensen, geen cadeautjes voor me kopen. Al zijn aandacht moest op haar gericht zijn, ook zij bleek een borderlinepersoonlijkheidsstoornis te hebben, waardoor ze mij en mijn vader uit elkaar heeft gedreven.”
Alsof het nog niet genoeg was, werd mijn vader lange tijd in het ziekenhuis opgenomen vanwege trombose in zijn been. Daardoor raakte hij zijn baan kwijt, laaide zijn verslaving weer op en werd hij agressiever. Aangemoedigd door zijn vriendin werd alles wat ik deed onder een vergrootglas gelegd. Zij lokte ruzies tussen ons uit. Ik was het zo zat, dat ik besloot niet meer tegen hen te praten. Ik stopte met eten en raakte depressief.”

Niet vergeten
“Op de middelbare school had ik een fijne vriendin met wie ik goed kon praten en veel lol kon maken. Als we samen waren, kon ik mijn thuissituatie even vergeten.
Op mijn achttiende ging ik bij mijn tante wonen, met wie ik het goed kon vinden. Maar ik leefde al zo lang mijn eigen leven, dat ik het moeilijk vond me aan te passen aan haar gezinsregels. Met z’n allen ontbijten, even kletsen voordat ieder een eigen kant opgaat, daar had ik totaal geen behoefte aan. Ik vond het te kinderlijk. Ja wat wil je, ik had al zo lang een ‘volwassen’ leven geleid, zoveel meegemaakt. Na ruim een jaar ben ik op mezelf gaan wonen. En kreeg ik voor het eerst PTSS-aanvallen. Ineens kwam er van alles boven waarvan ik dacht dat ik het ‘vergeten’ was. Ik raakte weer depressief en kreeg opnieuw suïcidale gedachten. Ik ging in die tijd al naar de KOPP-groep, waar ik via school naar verwezen ben. De eerste keren waren onwennig, maar al snel voelde ik me er op mijn gemak. Ook leerde ik Nova daar kennen; zij is nu een van mijn beste vriendinnen.”

Stapjes zetten
“Alle jongeren die bij de KOPP-groep komen, missen het antwoord op de vraag: hoe nu verder? Dat hebben we niet van thuis meegekregen. Els, die de groep leidt, leert ons welke stapjes we kunnen zetten. Met de mentale schijf van 5 laat zij ons bijvoorbeeld zien wat goed is voor je mentale gezondheid, zoals sociaal contact, sporten en werken voor school. Ik zink nog weleens weg in mijn issues, vind mezelf soms heel zielig, maar nu weet ik: hardlopen helpt me daar een beetje bovenop. Verder bespreken we met elkaar hoe de week is geweest en kan ieder zijn of haar verhaal kwijt.
Als ik over vroeger vertel aan anderen, kijken mensen me vaak vreemd of verschrikt aan. Ja, ik wéét dat wat ik heb meegemaakt niet normaal is. Maar ik heb het nu eenmaal meegemaakt en wil er op een normale manier over kunnen praten. In de KOPP-groep kan dat. Daar voel ik me niet zo gek. Ik ga er nu twee jaar heen en voel dat dit me echt verder helpt.”

Levenslessen
“Ik kan lachen en genieten, maar het lukt me niet om altijd optimistisch te zijn. Dat komt ook door mijn slaapritmeproblemen; als ik slecht slaap, krijg ik suïcidale gedachten. Het is een ingesleten gedachtepatroon, heel beangstigend, waar ik veel last van heb. Juist omdat ik leer om níet meer zo te denken en zo mijn best doe om positief te zijn. Ik heb structuur in mijn leven aangebracht, maak elke dag mijn huis schoon. Ik wil het heel graag goed doen voor mezelf, beter dan mijn ouders. Maar omdat ik niet geleerd heb hoe dat moet, is het een strijd. Mijn strijd. Het gaat om mij en het begint bij mij. Mijn ervaringen probeer ik te zien als levenslessen. Bij de opleiding sociaal werk die ik nu volg, merk ik dat ik ze kan inzetten. Ik zie bijvoorbeeld snel aan mensen hoe het met hen gaat.
Een van de belangrijkste lessen die ik de afgelopen twee jaar heb geleerd: ik bén niet wat ik heb meegemaakt. Ik moet ermee leren omgaan, dat wel. Daarom grijp ik alle kansen aan om mijn verleden te verwerken. Ik wil de beste versie van mezelf zijn. Ik volg rijlessen, heb de opleiding dienstverlening gehaald, heb mijn eigen, superleuk ingerichte huis, heb het nu goed voor elkaar voor mezelf, ook financieel. Ik kom niets tekort, heb niets te klagen. Soms leg ik de lat nog te hoog. Maar ik weet inmiddels: het gaat nergens perfect. Ik weet dat ik het supergoed doe.”