Wat was het geval. Zo’n dertig jaar geleden was ik opgenomen op de PAAZ. Ik kwam terecht in een gemêleerd gezelschap maar toeval of niet: er waren zeker zes vrouwen opgenomen van rond de dertig. Ze waren allemaal getrouwd en drie (waaronder ik) waren net bevallen en hadden de baby bij zich.

Eén van de verpleegkundigen was een leuke jongen, net iets ouder dan wij, met prachtige zwarte krullen, in een strakke spijkerbroek. Hij luisterde goed en leefde met ons mee. We zagen hem vaker en langer dan onze eigen echtgenoot. Getrouwd of niet, kind of niet, we droomden allemaal ervan eens beschuitje met die mooie jongen te eten. Niet gehinderd door enige kennis van de echte persoon achter de altijd opgewekte hulpverlener konden we heerlijk dromen over deze prins op het witte paard. Mooie fantasieën die in een donkere tijd afleidden van de ellende op een psychiatrische afdeling en onze eigen problemen. Dat kon ver gaan: één van mijn medepatiënten deed een hulpverlener een huwelijksaanzoek. Het was geen grap. Maar privé beschuitjes eten zat er niet in: we hadden geen van allen een eigen kamer. Er waren éénpersoonskamers maar daar sliepen de baby’s. Het hoogst haalbare was een gesprek in een spreekkamer met een grote tafel ertussen, een mogelijkheid waar wij toch dankbaar gebruik van maakten. Maar het belangrijkste was natuurlijk: de hulpverlener was aardig en begrijpend, maar hield wel zijn professionele distantie. Vrijwel alle hulpverleners redden dat. Maar hulpverleners zijn mensen en soms gaat het toch mis. Wij hadden een hulpverlener tegen kunnen komen die iets minder sterk in zijn schoenen stond en die zou zijn gevallen voor één (of meer) van zijn bewonderaars. Het leed was niet te overzien geweest voor de betrokken patiënt: naast de al bestaande problemen, zou de patiënt ongetwijfeld problemen met de partner gekregen hebben. En natuurlijk zou de patiënt, bij haar positieven gekomen, ontdekt hebben dat de prins op het witte paard een mens van vlees en bloed was die vrolijk, meelevend en begrijpend wel 5 dagen in de week 8 uur per dag volhoudt maar geen 7 dagen 24 uur.

De regels zijn de laatste jaren absoluut duidelijk: intimiteit en/of een relatie met een patiënt mag niet, ook al zou een patiënt dat zelf nog zo graag willen en zijn de bedoelingen van de hulpverlener oprecht. Dat is terecht. Patiënten zitten in zo’n nare situatie dat iedereen die maar een beetje aardig is en wat persoonlijke aandacht geeft – en er beetje leuk uitziet, een psychiatrische aandoening heeft geen gevolgen voor het gezichtsvermogen - geschenken uit de hemel lijken. Een reële keuze maken voor intimiteiten en/of relatie is dan teveel gevraagd van een patiënt.

Gelukkig heb ik alleen maar integere hulpverleners ontmoet die wisten waar de grens was. Zij voorkwamen dat ik in mijn kwetsbaarheid en ellende dingen zou doen waar ik later heel erg spijt van zou gaan krijgen. Hoera voor deze integere hulpverleners!

Wilt u reageren op deze blog? Mail dan naar communicatie@ggnet.nl