Die moeder: dat ben ik.

Ik ben verbijsterd. Hoe kan dat nou? De beelden zijn gemaakt op het dieptepunt van mijn postnatale depressie: ik was opgenomen op de PAAZ, de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, in Zutphen, destijds bekendstaand als 4 Noord. Ik was op weekendverlof en ik weet nog heel goed hoe ik me voelde: ondragelijk beroerd. Ik weet nog hoe moeilijk het was om te vertellen hoe ik me voelde. Ik kon dat met mijn autisme maar op één manier zeggen: ik wil dood.

Maar dat is dus niet te zien op de beelden. Iemand die mij echt kent, kan wel zien dat ik bleker ben dan normaal, m’n haar als touw om m’n hoofd hangt (hoe kan het toch dat psychische klachten invloed hebben op hoe je haar zit...) en wat suf uit mijn ogen kijk door de medicatie. Maar verder?

Aan de ene kant ben ik blij om de beelden te zien. Het is aanzienlijk positiever dan ik dacht. Ik had het kijken van de beelden jaren uitgesteld om niet te hoeven zien wat ik dacht dat ik zou gaan zien: een volkomen passieve, afwijzende, versteende moeder.

Aan de andere kant gaat er nu wel een lampje branden. Ik had het gevoel dat ik slecht begrepen werd op de PAAZ; dat ik niet voldoende serieus werd genomen. De psychiater schreef in mijn dossier: zeikt over suïcide. Tja, als de patiënt aan de buitenkant normaal overkomt, is het ook lastig in te schatten hoe de zaken ervoor staan. Niemand kan immers in het hoofd van een patiënt kijken.

Dan moet de omgeving het hebben van wat de patiënt zelf vertelt. Voor lichamelijke pijn is dat al moeilijk. Je kunt proberen op een pijnschaal aangeven hoe sterk de pijn is. En in woorden kun je proberen iets zeggen over de aard van de pijn: stekende pijn, zeurende pijn, kloppende pijn. Daarbij is het prettig dat de omgeving zelf ook weleens pijn gehad, zodat men enigszins mee kan voelen waar de patiënt doorheen gaat. Zo ontstaat er begrip.

Zo niet met geestelijk onwelbevinden. Voor zover mij bekend bestaat er geen pijnschaal voor geestelijke pijn. En bestaan er ook geen woorden die de soort geestelijke pijn aanduiden, althans, ik kom niet verder dan ‘angstig’ en ‘depri’. Waarbij ik vond dat ik angstig was en de omgeving de diagnose ‘depressie’ stelde. Heel merkwaardig. Mensen die zelf nooit psychische klachten hebben gehad, kunnen zich er waarschijnlijk niets bij voorstellen. Dat leidt tot vragen als: je hebt een leuke man, een leuk huis en een leuk kind. Waarom voel je je dan zo beroerd? Zo ontstaat dus onbegrip, helaas ook bij de psychiater en andere zorgverleners. Ik heb vaak gewenst dat er een pil bestond die ervoor zorgde dat ze zelf een weekendje zich zouden voelen zoals ik me voelde.

De enigen waarvan je het gevoel hebt dat ze je begrijpen zijn medepatiënten/ ervaringsdeskundigen. Of het goed is dat ze ingeschakeld worden als hulpverlener en mee gaan schrijven aan herstelplannen, weet ik niet. Maar dat er iemand is waarvan je het idee hebt dat ze zonder woorden enigszins begrijpen hoe je je voelt: dat is fijn.

Wilt u reageren naar Marijke op deze blog? Mail naar ggnetblogger@gmail.com